De reden is, dat wanneer een jong vosje binnen wordt gebracht, deze zo gauw als mogelijk moet worden gekoppeld aan een ander jong vosje, liefst meerdere. Wildopvangcentra wisselen dan dieren uit, zodat een jong vosje nooit in zijn eentje opgroeit. Jonge vosjes worden eerst, als zij nog erg jong zijn, geflest met speciale melk waarvan vooral de verhouding tussen vetten en eiwitten belangrijk is. Ook de calcium-fosfor verhouding moet in orde zijn. Maar aangezien de meeste jongen al zo’n vier tot vijf weken oud zijn bij binnenkomst in een wildopvangcentrum, worden ze snel afgespeend en overgezet op vleespap en al gauw volgen prooidieren als muizen, duif, rat, konijn of een roadkill zoals haas of eend of gans. Dierenambulances brengen verse dode dieren die langs de weg gevonden zijn, naar De Toevlucht om de jonge vossen te laten wennen aan een heel prooidier met veren of vacht.